Jack Whitten

De Amerikaanse schilder Jack Whitten (1939-2018) groeit op in Alabama en vestigt zich begin jaren zestig in New York, waar hij experimenteert met dynamische, expressieve werken die inhoudelijk nauw aansluiten bij de tijdgeest van de Civil Rights Movement en de Vietnamoorlog. Onder invloed van de fotografie sluipt er meer en meer abstractie in zijn werk, dat halfweg de jaren zeventig opgenomen wordt in de collectie van het Metropolitan Museum, op een moment in de geschiedenis waarop het nog haast onwaarschijnlijk lijkt dat een Afro-Amerikaanse kunstenaar zou worden verzameld door de museale elite. Tijdens de jaren tachtig ontdekt Whitten de mogelijkheden van acrylverf die hij op zijn doeken bewerkt met spatels en kammen om een tastbare oppervlaktetextuur te bekomen. Figuratie en kleur maken plaats voor de volstrekte abstractie. Lijnen, driehoeken en uitgevaagde patronen domineren zijn doeken. Whitten kiest radicaal voor de kunst, anders dan vele van zijn Afro-Amerikaanse collega’s die vaak narratieve en didactische tactieken volgen. Vanuit die aandacht voor textuur zoekt hij gaandeweg ook toenadering tot noties van beeldhouwkunst en collage, en komt hij tot doorwerkte sculptuur-schilderijen, opgebouwd uit verf, aangevuld met tegelpatronen en mozaïek, wat leidt tot reminicenties aan muurschilderingen en architectuur.
Tekst: Hans Willemse